De Europese Investeringsbank wil meer steun gaan verlenen aan de economisch zwakkere EU-regio’s, en daarbij de nadruk leggen op de transitie naar een koolstofarme economie. Cohesie en klimaatverandering moeten hand in hand gaan.

Veel van de armere regio’s in Europa behoren tot de regio’s die het meest zijn blootgesteld aan de gevolgen van klimaatverandering. Maar zij ondervinden ook de (mogelijke) negatieve gevolgen van de transitie naar de groene, emissievrije, digitale economie die nodig is om opwarming van de aarde tegen te gaan. In het zuiden zullen hogere temperaturen in de nu al warme Europese landen, zoals Griekenland, Spanje en Italië, van invloed zijn op de landbouw en zorgen voor meer en hevigere natuurrampen, zoals de bosbranden die deze zomer zoveel verwoesting hebben aangericht. Het terugdringen van het steenkoolverbruik, wat noodzakelijk is om onze uitstoot van het klimaatveranderende CO2 te verminderen, zal vele van de oostelijke regio’s die van steenkool afhankelijk zijn – gemeenschappen en industrieën in landen als Polen en mijn geboorteland Bulgarije – bijzonder hard treffen.

Vanwege deze combinatie moeten we onze investeringen in deze landen richten op het realiseren van een nieuw soort economie die duurzaam is. Een groot deel van de investeringen in de armere landen van de Europese Unie is van oudsher gericht op infrastructuur, zoals snelwegen en spoorwegen, die de handel eenvoudiger maakt en daardoor de groei bevordert. Maar als we de existentiële dreiging van klimaatverandering het hoofd willen bieden en op een eerlijke manier willen komen tot een moderne, digitale en koolstofarme economie, moeten we anders gaan investeren. We zullen onze klimaatdoelstellingen alleen halen als we iedereen helpen de kosten van de groene transitie te dragen. Ook moeten we iets doen aan de relatieve schaarste aan klimaat- en duurzaamheidsinvesteringen in onze economisch zwakkere regio’s.

Daarom heroverweegt de Europese Investeringsbank haar aanpak en komt zij met een nieuwe verkenningsnota over haar investeringen in de cohesieregio’s van de Europese Unie. Het is onze ambitie om het bedrag dat wij in deze regio’s uitlenen te verhogen tot 45% van ons totaal. Tegelijkertijd breiden we onze steun uit tot alle regio’s waarvan de economische ontwikkeling onder het EU-gemiddelde ligt.

Het gebruik van overheidsfinanciering om de EU dichter bij elkaar te brengen is een van de opdrachten die de EIB bij haar oprichting meekreeg. Gedurende de laatste zevenjarige begrotingsperiode van de EU (2014-2020) waren projecten in cohesieregio’s goed voor maar liefst 30% van de EIB-kredieten (€ 124 miljard) en deze investeringen hebben zich ruimschoots terugverdiend. Uit onze interne modellen blijkt dat onze leningen in de cohesieregio’s gedurende deze periode leiden tot een jaarlijkse groeistijging van ten minste een half procentpunt en een jaarlijkse werkgelegenheidsstijging van ten minste twee tiende procentpunt – en dat voor de komende dertig jaar!

Als minister van regionale ontwikkeling en hoofd van de autoriteit voor regionale ontwikkeling in Bulgarije kon ik met eigen ogen zien hoe veel impact het cohesiebeleid op regionale gemeenschappen kan hebben. Financiële instrumenten, zoals de instrumenten die met steun van de EIB worden uitgevoerd, zorgen voor versterking en versnelling van investeringen. Dit was het geval met het JESSICA-initiatief (Gezamenlijke Europese steun voor duurzame investeringen in stadsgebieden), een van de eerste van deze instrumenten die door de Europese Commissie werden ontwikkeld en door de lidstaten met steun van de EIB werden uitgevoerd. Tegenwoordig biedt de EIB-Groep ook financiële en adviesdiensten om lidstaten te ondersteunen bij de doelmatige en duurzame uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie.

De minder ontwikkelde regio’s bevinden zich voornamelijk in Midden- en Oost-Europa en in Portugal, Griekenland en de zuidelijke regio’s van Italië en Spanje. Deze regio’s hebben een laag inkomen, zijn bezig met een inhaalslag of kennen reeds langere tijd een lage groei. Daarnaast zijn er ook nog de voormalige welvarende industriële regio’s die moeite hebben met de mondialisering, technische veranderingen en de transitie naar een duurzame economie.

Met onze nieuwe aanpak zal meer aandacht uitgaan naar minder ontwikkelde regio’s, waar het bbp per inwoner lager is dan 75% van het EU-gemiddelde. Tegen 2025 zullen zij goed zijn voor 23% van onze totale kredietverlening in de EU. Regio’s met een middelhoog inkomensniveau (75-100% van het EU-gemiddelde), de zogenaamde overgangsregio’s, zijn door de Europese Commissie aangemerkt als een nieuwe kwetsbare groep. Overgangsregio’s zijn onder meer te vinden in Frankrijk, Spanje, Finland en Nederland. Zij hebben gerichte steun nodig voor het aanpakken van problemen als de afhankelijkheid van laagtechnologische productie, stijgende loonkosten per eenheid product, een relatief laag opleidingsniveau en een daling van de industriële werkgelegenheid.

Als klimaatbank van de EU zien wij geen strijdigheid tussen onze nieuwe cohesiemissie en onze ambitieuze klimaatdoelstellingen, maar slechts synergieën en overlappingen. Deze twee gaan juist hand in hand, omdat we op klimaatgebied niet zullen slagen als we niet iedereen ervan kunnen overtuigen dat niemand achterblijft. We moeten ook niet vergeten dat de kosten van de groene transitie slechts een fractie zijn van de catastrofale kosten waarmee we te maken zullen krijgen als het ons niet lukt de dreigende klimaatverandering aan te pakken. Daarom zijn we ervan overtuigd dat we onze leningen aan cohesieregio’s kunnen opvoeren en het aandeel van onze leningen voor klimaatactie kunnen verhogen tot 50% in 2025, een doelstelling waar we al sinds november 2019 naartoe werken.

We kunnen dit doen door de projecten die we steunen zorgvuldig te selecteren, waarbij we ons richten op prioritaire gebieden voor klimaatactie in deze regio’s. Denk hierbij aan schone, veilige en geconnecteerde mobiliteit, energie-efficiëntie, hernieuwbare energie, water en afvalwater, maar ook de industrie, de circulaire economie, en voedsel en landbouw. Met onze adviesdiensten kunnen we helpen bij bewustmaking, het voorbereiden van strategieën en projecten, en het ontwikkelen van administratieve capaciteit. Daarnaast kunnen we hiermee oplossingen aandragen voor het tekort aan financiering, de belangrijkste belemmering voor zulke investeringen.

De mogelijke verstoring van werkgelegenheid en industrieën door de digitale transitie en automatisering wordt soms overschaduwd door de ingrijpende veranderingen die nodig zijn om de economie koolstofarm te maken. Maar het structurele tekort aan digitale en innovatieve activiteiten en vaardigheden in cohesieregio’s is eveneens aanzienlijk. Uit onze investeringsenquête 2020 blijkt dat 63% van de bedrijven in de minder ontwikkelde regio’s van Europa zich niet bezighoudt met innovatie. Zelfs onder grote ondernemingen is het percentage dat aan innovatie doet aanzienlijk lager dan elders in Europa (39% tegenover 52%). Er is nieuw beleid nodig om innovatie in deze regio’s te stimuleren, hun inkomensniveau te verhogen en hen te helpen bij de aanpassing aan de digitale transitie.

In het kader van onze nieuwe cohesiebenadering zijn wij van plan dit probleem aan te pakken door midkapbedrijven in minder ontwikkelde regio’s te helpen bij het toepassen van beproefde technologieën en bij onderzoek en ontwikkeling. Midkapbedrijven zijn met name belangrijk omdat uit onderzoek blijkt dat zij een grote en positieve invloed binnen hun gemeenschap hebben. Wij zullen de toegang van midkapbedrijven tot financiering helpen verbeteren door hen zowel rechtstreeks als via onze intermediairs van leningen te voorzien.

Uiteindelijk is het doel niet alleen de cohesieregio’s te helpen. Het gaat erom de mensen in Europa dichter bij elkaar te brengen en de eenheid van de Europese Unie te versterken.